• Over mijzelf

Nederlands (en andere talen): hoe, wat, wanneer, waarom

~ Allerlei verrassende weetjes en observaties rond talen, vooral het Nederlands.

Nederlands (en andere talen): hoe, wat, wanneer, waarom

Categorie Archief: taalnormen

De Language Industry Awards (7): beste taalsoftware of -app

27 donderdag feb 2014

Posted by WebredMiet in activiteiten en evenementen, geschiedenis, taalnormen

≈ Een reactie plaatsen

Tags

app, middelnederlands, reizen, taaladvies, taalsector, van dale, vertalen, woordenboek

De zevende categorie van de LIA’s, beste taalsoftware of -app, ligt me nauwer aan het hart dan alle andere, omdat ik een aantal van de genomineerden al kende. Ik heb een kleine bijdrage geleverd aan de Language Lover’s Guide, was aanwezig op de voorstelling van Vogala tijdens het Onze Taal-congres vorig jaar, heb Onze Taal haar eigen app weten lanceren op Twitter en maak zelf heel frequent gebruik van linguee.nl. Dit keer ben ik zelf dus niet geheel onbevooroordeeld, maar dat hoeft een gelijkwaardige voorstelling van alle genomineerden niet in de weg te staan.

–  De eerste genomineerde, linguee.nl, maakt deel uit van het online vertaalhulpmiddel Linguee (EU). Deze site koppelt een online vertaalwoordenboek aan een internetzoekmachine, waardoor de opgezochte woorden niet alleen vertaald worden, maar ze meteen ook binnen een context van voorbeeldzinnen worden gepresenteerd. Deze voorbeeldzinnen zijn afkomstig uit professioneel vertaalde meertalige websites en uit EU-documenten. De gebruiker kan er dus op vertrouwen dat de vertalingen betrouwbaar zijn, in tegenstelling tot machinevertalingen zoals google translate. Toen linguee.nl online ging, bevatte het enkel het taalpaar Nederlands-Engels, maar recent werd de site uitgebreid met koppelingen naar het Frans, Duits, Italiaans, Portugees, Spaans, Pools, Zweeds, Deens, Fins, Grieks, Tsjechisch, Roemeens, Hongaars, Slovaaks, Bulgaars, Sloveens, Lets, Ests en Litouws. Andere talen zoals Russisch, Chinees en Japans zouden binnenkort volgen.

– Frits Van Oostrom, bekend om zijn publicaties over Middelnederlandse literatuur voor het grote publiek, wilde deze literatuur weer bekend maken onder de vorm die het van nature heeft, namelijk voorgedragen, als gesproken tekst. Daarvoor heeft hij de app Vogala l(NL) aten ontwikkelen. Via deze app kan men intussen meer dan dertig Oud- en Middelnederlandse teksten beluisteren, gaande van de 11de-eeuwse ‘Hebban alle vogala nestas hagunnan’ over Vanden vos Reynaerde tot de mystieke visioenen van Hadewych. De verzameling zal steeds verder worden uitgebreid. Het is zowel een aangename app voor de liefhebbers als een nuttig hulpmiddel voor op school. Het enige nadeel: ze is voorlopig alleen beschikbaar voor iPhone en iPad. Aanvulling 03/03/14: via Twitter vernam ik dat Vogala vanaf nu ook voor Android beschikbaar is.

–  Het Genootschap Onze Taal (NL) is een Nederlandse vereniging die al decennialang taalliefhebbers bij elkaar brengt en hen informatie en advies geeft. Vorig jaar heeft Onze Taal haar uitgebreide verzameling taaladviezen, die al langer via de website kunnen worden geconsulteerd, in app-vorm gegoten, en deze app stelt ze nu gratis ter beschikking. Oorspronkelijk was ze alleen te vinden in de app-winkel voor iPhone en iPad, maar inmiddels is er ook een Androidversie beschikbaar.

– Ook Van Dale (BE/NL) heeft zijn online woordenboek vorig jaar in een app gegoten. Het gaat hier wel degelijk om de Dikke Van Dale, en niet het ‘slankere’ handwoordenboek. Dat betekent dat je niet alleen een definitie krijgt, maar ook synoniemen, voorbeeldzinnen, uitdrukkingen en alles wat ook in de papieren versie te vinden is. Voorlopig is deze app alleen beschikbaar voor iPhone en iPad.

– Enkele jaren geleden publiceerde BureauTaal een boek met de Nederlandse grondwet, herschreven in eenvoudig Nederlands (NL). In 2013 lanceerde het bedrijf een app-versie van dit boek. BureauTaal heeft voor het boek taalkundigen en staatsrechtdeskundigen samengebracht, met als doel de grondwet begrijpelijk te maken voor alle burgers, omdat zij uiteindelijk verondersteld worden die te kennen. Vorig jaar is er dan beslist de tekst nog dichter bij de mensen te brengen via een gratis app. Helaas bestaat ook deze app momenteel alleen maar voor iPhone en iPad.

– Het enige taalproduct tussen de genomineerden dat niet door een organisatie of bedrijf is ontwikkeld, maar door een individu, is de Language Lover’s Guide to Europe (EU). Gaston Dorren, ofwel Taaljournalist, vond het opvallend dat in de meeste reisgidsjes bezienswaardigheden rond alle mogelijke en onmogelijke thema’s vermeld werden, maar dat taal daar amper in vertegenwoordigd was. Daarom ging hij zelf op zoek naar musea, monumenten en andere bezienswaardigheden in Europa die een link hebben met taal, en op basis van die informatie maakte hij deze app. Hiermee kan de taalliefhebber op elk moment en op elke plaats in Europa even nagaan of er in de buurt iets taligs te beleven valt. En die kans is vrij groot, aangezien de app toch enkele honderden locaties bevat. De app is zowel voor android als voor iPhone/iPad beschikbaar.

Publiek

18 dinsdag feb 2014

Posted by WebredMiet in anderstaligen, spelling, taalnormen, taalonderwijs, taalregisters

≈ 9 reacties

Tags

Algemeen Nederlands, communicatie, internet, online, schrijffouten, schrijven, taalfouten

De afgelopen dagen heb ik enkele artikels gelezen die me aan het denken hebben gezet. De eerste is een blog over de reacties van studenten op een vorige blog, die over de taalvaardigheid bij zijn studenten gaat. De tweede tekst stond in de krant De Morgen en gaat over de wenselijkheid van de komma in de teksten van vandaag. Ook Onze Taal wijdt er een poll aan. Deze artikelen behandelen een thema dat heel vaak terugkomt op fora en in discussies over taal: ergernis over het taalgebruik (of de spelling) van iemand anders, en de retour-ergernis van het type ‘je begrijpt me toch, wat zeur je dan?’.

Door dit soort artikels ben ik me een en ander gaan afvragen. Waarom vinden we dat correct spellen zo belangrijk, waarom vinden we gewoon dat iedereen die schrijft die vaardigheid moet beheersen, en waarom reageren we zo gepikeerd als we zelf op fouten worden gewezen? Ik denk dat ik er stilaan achter ben. Het heeft te maken met het communicatieschema in de moderne digitale tijden.

Het communicatieschema wordt behandeld in het schoolvak Nederlands in het eerste en tweede jaar secundair onderwijs (althans in België, van Nederland weet ik het niet). Het ziet er als volgt uit:

zender —-(codering)—–> boodschap —(decodering)—> ontvanger

Een zender stuurt in een bepaalde ‘code’ (gesproken/geschreven, taalregister, stijl) een boodschap naar een ontvanger (publiek), die deze boodschap moet decoderen om hem te begrijpen. De ontvanger kan eventueel een boodschap terugsturen als antwoord, de feedback. Tenslotte kan er ook ‘ruis’ optreden die de codering en decodering bemoeilijkt. Dit leert iedereen op school, het wordt ingeoefend door teksten te analyseren op zender, boodschap, code, ontvanger, feedback, en dat is het dan. De link met het dagelijkse leven wordt vaak niet gemaakt. Nu, dat schema wordt al heel lang op school onderwezen en toch lijken de taalergernissen, de oorzaken ervan en de houding ‘je begrijpt met toch, wat is het probleem’ nu sterk toe te nemen. Wat is er dan aan de hand? Aan wat nu volgt ligt geen wetenschappelijk onderzoek aan ten grondslag, al lijkt het me wel de moeite waard.
In den ouwen tijd, toen de computer pas zijn intrede in het huishouden deed, internet nog ver en typisch Amerikaans verschijnsel was en we alleen maar met de hand schreven (of met een typemachine), schreven we veel minder dan nu. Op school schreven we wel veel meer, opstellen, verhandelingen, dictees, oefeningen, maar daarbuiten namen we de pen alleen maar ter hand als het echt moest. We schreven kattebelletjes, winkellijstjes, ansichtkaarten, zakelijke correspondentie, af en toe een brief naar een verre vriend of dito familielid, en dat was het zowat. We hadden dus altijd een concrete ontvanger voor ogen, en richtten ons daar zo goed mogelijk op. Schrijven voor een groter publiek, dat deden alleen beroepsschrijvers: journalisten, auteurs, dat soort mensen. Deze mensen waren daar ook in opgeleid en geoefend, anders werd je geen professioneel schrijver. Gevolg: ontvangers ontvingen hun boodschappen ook in de code die ze verwachtten. Er was weinig kans op ‘ruis’.
Nu, met alle mogelijke digitale media, wordt er ontzettend veel geschreven. Sms, chat, statussen en reacties op sociale media, kranten- en andere fora, blogs, mail, dat is er allemaal bij gekomen. Hierdoor is de aard van de ontvanger ook veranderd. In heel wat situaties is de ontvanger nu geheel of gedeeltelijk onbekend (bv. reacties op statussen, internetfora, blog, chatten in groep), en de meeste mensen hebben nooit geleerd daarmee om te gaan. Zij zijn gewend rekening te houden met een concrete ontvanger, maar niet met een groot publiek. De doorsnee journalist en schrijver is daarin getraind, de doorsnee internetschrijver niet. En als de verwachtingen niet bekend zijn, kan er ook geen rekening mee gehouden worden. De internetschrijver hanteert gewoon de taal die hem het beste ligt en het makkelijkst (= snelst) gaat. En dat is de ontvanger van die internetboodschappen dan weer niet gewoon. Die verwacht als vanouds nette, gestructureerde zinnen en teksten, en begrijpt niet waarom hij die gewoon niet krijgt.

Op deze manier krijg je heel veel ruis in de boodschap, zowel aan de kant van de zender als van de ontvanger. Veel ruis betekent veel ergernis, en onbegrip waarom die communicatie toch zo moeizaam verloopt. De zender zou toch beter moeten schrijven, de ontvanger zou toch meer moeite kunnen doen te begrijpen wat er staat.

Er zijn nog enkele aspecten die dit probleem versterken. Ten eerste is de training op correcte spelling in het lager onderwijs minder intensief dan tot pakweg een jaar of twintig geleden. Waar kinderen vroeger altijd op hun spelling werden beoordeeld, voor elke opdracht en elk vak, en ook punten verloren puur vanwege spelfouten, lopen ze nu alleen het risico op puntenverlies bij het vak Nederlands en als expliciet een correcte spelling wordt verwacht. Deze strategie valt te verdedigen, maar zo hebben kinderen die nood hebben aan veel dril om zich de spelling eigen te maken veel minder oefenmogelijkheden, en dat heeft gevolgen. Ik pleit niet voor een terugkeer naar de tijd dat een kind voor een aardrijkskundetest kon zakken vanwege te veel spelfouten, want dan is de verkeerde vaardigheid beoordeeld en dat is ook geen goede zaak. Ik pleit wel voor meer bewustzijn rond deze problematiek, omdat deze kinderen nu niet meer leren dit soort ‘ruis’ te vermijden.
Ten tweede hebben de digital natives, jongeren die opgegroeid zijn met alle mogelijke digitale toestellen, voor heel wat vaardigheden geleerd meer te vertrouwen op machines dan op zichzelf. Telefoonnummers zitten in het geheugen van de telefoon, de weg laten we ons wijzen door de gps, onze smartphone houdt onze agenda bij en herinnert ons aan onze volgende afspraak enz. Voor de spelling vertrouwen we op de spellingcontrole, dat is gemakkelijker dan zelf na te lezen of alle spellingregels wel gevolgd zijn en ten slotte kan die computer dat toch veel beter dan wij (is het achterliggende idee). Bovendien gaat het een stuk sneller dan zelf nalezen, wat me tot het derde punt brengt.
De communicatie gaat veel sneller dan vroeger, en daarom nemen we de tijd niet om onze schrijfsels grondig te controleren voor we ze online smijten. We zouden wel eens te laat kunnen zijn, en dan is onze reactie niet meer relevant. Reageren op zich is eigenlijk belangrijker dan de vraag of onze bedoeling wel overkomt bij de ontvanger. En daarmee kom ik terug tot mijn vertrekpunt: er wordt weinig tot geen belang gehecht aan de (onbekende) ontvanger tijdens het online schrijven, waarschijnlijk omdat we dat ook nooit geleerd hebben. En dat geldt ook voor degenen die systematisch opmerkingen maken over de abominabele kwaliteit van andermans schrijfsels. Op dat moment worden ook zij zenders, die niet stilstaan bij de manier waarop ze bij de ontvanger overkomen.
Kan je dit het onderwijs kwalijk nemen, dat kinderen en jongeren hier niet op geoefend zijn? Ik denk het niet. Digitale communicatie is de afgelopen tien jaar zo ontzettend snel geëvolueerd, dat een enorme organisatie als het onderwijs daar onmogelijk kort op de bal kan spelen. Men zou jongeren nu meer schrijfopdrachten geven die passen bij het moderne schrijfgedrag, maar dan met de opdracht rekening te houden met de ontvanger. Zo leren ze welke effecten hun schrijfsels kunnen hebben, zijn ze ze bewust van mogelijke gevolgen en kunnen ze voor zichzelf beslissen of die gevolgen wel gewenst zijn. Voor de ‘oudere’ generaties, die de schoolbanken al lang ontgroeid zijn, ligt dat natuurlijk moeilijker.

Anderzijds moet ook de ontvanger zijn verwachtingen leren bijstellen. Hij moet zich ervan bewust zijn dat er momenteel heel wat ‘zenders’ zijn die niet zo taal- en schrijfvaardig zijn als de professionals, maar die ook het recht hebben deel te nemen aan openbare discussies op bv. fora. De moderne ontvanger zal dus meer moeite moeten doen om de boodschap door de ruis heen te decoderen.

Ik pleit hier niet voor de afschaffing van de officiële spelling, van leestekens en dergelijke, of voor een ‘doe maar op’-houding. Zo ‘ruisloos’ mogelijk schrijven blijft een dienst aan de ontvanger, en als je dat kan, moet je daar als zender de moeite voor doen. Je bent dat zowel aan je boodschap als aan je ontvanger verplicht. Ik pleit wel voor mildheid. Niemand heeft boodschap aan feedback als: ‘ik heb een fout ontdekt, leer schrijven’, en verder niks. Ook dat is lege boodschap.

Tot slot verontschuldig ik me alvast voor de taal- en schrijffouten die ik bij het nalezen over het hoofd heb gezien. Zoals ik al gezegd heb: niets menselijks is mij vreemd. Mocht u, geacht publiek, op een storende fout stoten, dan apprecieer ik het oprecht als u mij daar even op wijst. Ik zet die dan onmiddellijk recht. Uiteindelijk heeft u het laatste woord.

Die oprukkende tussentaal toch!

10 maandag feb 2014

Posted by WebredMiet in observaties en bedenkingen, taalnormen

≈ 5 reacties

Tags

Algemeen Nederlands, AN, petitie, tussentaal, Vlaams

Sinds enkele weken loopt er een petitie met als titel Nederlands Vanzelf Sprekend, die ijvert voor meer eenheid in het Nederlands, naar aanleiding van ‘een artikel in De Standaard waarin gesteld werd dat het Nederlands in Vlaanderen en Nederland uit elkaar groeit en dat niemand dat erg schijnt te vinden’, vreemd genoeg zonder exacte bronvermelding of link naar het artikel in kwestie. Onlangs hebben enkele Nederlandse kranten dit initiatief ontdekt en als nieuws naar buiten gebracht, en naar aanleiding van Natalia’s presentatie van de Mia’s is de ‘oprukkende tussentaal’ ook weer in Vlaanderen een hot item (zoals in het radio1-programma Hautekiet).

Dat de tussentaal in Vlaanderen nieuws is, en vooral voer voor heftige discussies, dat op zich is niets nieuws. Minstens een keer per jaar is er wel een aanleiding om wat artikels, opiniestukken en/of radioprogramma’s aan die vermaledijde tussentaal te wijden. Het is een onderwerp dat een gegarandeerde forumvuller is, elke keer weer. En dat is altijd interessant voor media die leven van de discussie. Nieuw is wel, dat het dit keer ook Nederland bereikt. Vandaar dat het tijd is om enkele zaken te verduidelijken.

1) Om je mening over iets te kunnen vormen, is het altijd handig te weten waar je het over hebt. Een eerste logische vraag is dus: ‘wat is tussentaal?’ En daar begeven we ons al in een moeras. Objectief genomen zou je tussentaal kunnen definiëren als ‘alle taal die tussen standaardtaal en dialect ligt’. Dat impliceert ook dat zodra taalgebruik ook maar een beetje afwijkt van een van die twee uiterste polen, je te maken zou hebben met tussentaal. Concreet: als je accentloos AN spreekt, maar woorden als ‘hesp’ (ham) en/of ‘tas’ (kopje) gebruikt, spreek je tussentaal. Aan de andere kant van het spectrum: als je uit Limburg komt, je plaatselijke dialect spreekt maar als voornaamwoord ‘gij’ gebruikt in plaats van ‘du’ of ‘djee’ (de Limburgse dialectvormen voor de tweede persoon enkelvoud), dan spreek je in principe ook tussentaal. Zo breed interpreteert vrijwel niemand deze term. Maar hoe breed dan wel? Wel, dat hangt heel sterk van persoon van persoon af, en meer bepaald van twee factoren: hoe ‘streng’ ben je voor vormen die niet strikt AN zijn en – vooral – wat is je eigen talige achtergrond? Het is namelijk perfect normaal dat je vormen die niet tot je eigen streektaal horen als afwijkender ervaart van de norm als vormen die daar wel toe horen. Concreet: een Antwerpenaar zal niet zo snel vallen over een i die als ie wordt gerealiseerd (dik – diek) dan een West-Vlaming. Omgekeerd zal een West-Vlaming minder problemen hebben met een g die naar een h zweemt dan die Antwerpenaar. De enige definitie van ‘tussentaal’ die algemeen aanvaard is, is eigenlijk ‘een taal die geen goed dialect is en niet goed (genoeg) om voor standaardtaal door te gaan’.  Dat maakt dat in de term ‘tussentaal’ een negatief oordeel ingebakken is. Het spreekt dan vanzelf dat zodra zo’n term in een artikel, opinie of petitie opduikt, er onmiddellijk een polarisatie pro en contra is. Zonder dat iedereen het noodzakelijk over hetzelfde heeft.

2) De petitie gaat uit van de stelling dat het Nederlands in Vlaanderen en en dat in Nederland uit elkaar groeien. Ook daar wordt nergens vermeld waar deze vaststelling op gebaseerd is, tenzij ‘een artikel in De Standaard’. In de praktijk is het zo dat het Nederlands in Nederland en Vlaanderen nooit een eenheid heeft gevormd, in die zin dat de hele bevolking identiek dezelfde standaardtaal hanteerde, en zeker niet dat diezelfde bevolking die als moedertaal had. Dat is zelfs nooit volledig bereikt in Nederland alleen. Hoewel de standaardisering daar inderdaad verder gevorderd is dan in Vlaanderen, kan je aan het accent van de meeste Nederlanders horen van welke regio van het land ze afkomstig zijn. Het is ook een illusie te denken dat miljoenen mensen, verspreid over twee landen, ooit echt identiek dezelfde taal zullen spreken. Er zal altijd regionale variatie zijn, en daar is op zich niets mis mee. Dat de verschillen tussen Nederland en Vlaanderen nu groter zijn dan pakweg twintig jaar geleden, heeft minder te maken met ‘Nederland en Vlaanderen die uit elkaar groeien’ dan met een grotere erkenning voor variatie die er in de praktijk altijd al is geweest. Tot begin de jaren negentig was er namelijk geen discussie: de Nederlandse woordenschat en grammatica was ‘de norm’ en de Vlamingen hadden zich maar aan te passen. Dat maakt dat de Vlamingen wel vertrouwd waren met de Nederlandse norm (want dat was ‘de juiste’), maar dat de Nederlanders amper geconfronteerd werden met de alternatieven die in Vlaanderen gangbaar zijn. Sinds de jaren negentig is er een soort emancipatiebeweging op gang gekomen, waarbij Belgisch Nederlandse woorden en (in mindere mate) grammaticale constructies steeds meer aanvaard werden als gelijkwaardig naast de noordelijk Nederlandse woorden, zeker als die laatsten in het zuiden helemaal niet gangbaar waren. Dat maakt dat Vlamingen zich minder krampachtig aanpassen aan Nederland, en men in Nederland dus plots veel vaker ‘rare’ zuidelijke woorden leert kennen. Dat is nieuw, en ik geloof best dat dat voor heel wat Nederlanders wennen is. Aan de andere kant hoeft dit niet bedreigender zijn voor de onderlinge verstaanbaarheid dan het verschil in uitspraaknormen, dat al veel ouder is en dat intussen aan weerszijden van de rijksgrens algemeen is geaccepteerd. Gek genoeg zijn het net de uitspraakverschillen die onderlinge verstaanbaarheid meer bemoeilijken dan hier en daar een verschil in woordenschat.

3) Een ander aspect waar een opiniemaker weleens bezorgd om is, is de ‘oprukkende tussentaal op tv’, die de taalverloedering in Vlaanderen in de hand zou werken. Want als we de tv al niet meer hebben om ons de norm voor te houden, waar gaan we hem dan leren? Twee bedenkingen hierbij:

– Er wordt nogal gemakkelijk vanuit gegaan dat de tussentaal op tv (of beter: programma’s waarin geen standaardtaal wordt gebruikt) een hoge vlucht heeft genomen sinds het ontstaan van de commerciële omroep. Dat klopt niet.  Al van in het begin van de openbare omroep bestonden er programma’s waarin dialect of op zijn minst sterk regionaal gekleurd Nederlands werd gesproken. De kandidaten in de eerste spelprogramma’s hadden een regionaal accent, de mensen die voor humaninterestprogramma’s als Echo (jaren 70) werden geïnterviewd, spraken meestal geen ABN, immens populaire reeksen als ‘Wij Heren van Zichem’ (begin jaren 70), ‘De collega’s’ (begin jaren 80) en ‘Het pleintje’ (jaren 80) speelden net met de variatie in streektaal-regionaal gekleurde standaardtaal-standaardtaal. Het is wel zo dat de laatste jaren ook presentatoren van amusementsprogramma’s zoals ‘Dagelijkse kost’, ‘De slimste mens’ en dergelijke geen vlekkeloos accent meer hoeven te hebben, en dat de persoonlijkheid van de presentator primeert. Hij of zij moet natuurlijk wel verstaanbaar blijven. Nieuwsankers en presentatoren van duidingsprogramma’s moeten wel nog steeds een accentloos Nederlands hanteren, omdat bij dit type programma’s de boodschap centraal staat en die dus niet gehinderd mag worden door mogelijke ergernissen bij het publiek. Dit valt allemaal onder het taalcharter van de VRT. Wat ook klopt, is dat de commerciële televisie in Vlaanderen de rol van de Nederlandse tv-stations overgenomen heeft, en dat daardoor het contact dat Vlamingen hadden met het noordelijke Nederlands plots vrijwel volledig wegviel. Dat zal het gevoel dat de taalvarianten aan weerszijden van de taalgrens uiteengroeien wel vergroten, maar betekent dat dan dat we de klok kunnen, willen en moeten terugdraaien en weer meer naar de Nederlandse televisie moeten kijken? De opstellers van bovenvermelde petitie doen net deze suggestie niet.

– Andersom is het een illusie dat ‘de bevolking’ via tv AN zal leren, zelfs al staat ze ervoor open. Het bewijs is immers al lang geleverd: ondanks jarenlange selectie van radio- en tv-presentatoren op hun correcte taalgebruik, ondanks bestaande trainingen om dat Nederlands onder de knie te krijgen, ondanks programma’s als ‘Hier spreekt men Nederlands‘, die jarenlang gelopen hebben en ook druk bekeken werden, ondanks al die intensieve drilpogingen blijkt uit dit soort petities dat de gewenste norm in Vlaanderen, ‘iedereen accentloos en correct Nederlands’, niet gehaald is. Intussen is diezelfde norm in Nederland, zeker wat betreft uitspraak, verwaterd en is er wat meer tolerantie voor regionale accenten en verschillen, wat maakt dat zelfs nieuwsankers in het noorden geen neutrale uitspraak meer hoeven te hebben. De enige norm is daar ‘duidelijk en aangenaam om naar te luisteren.’

 

Ondanks de eeuwenlange pogingen om de taal te regelen, in regels te vatten en zoveel mogelijk mensen binnen dezelfde taalgemeenschap dezelfde taal te laten spreken, is taal een veel te onvatbaar, levendig, organisch groeiend verschijnsel om zich in voorschriften te laten vatten. Er zal altijd een behoefte zijn om elkaar te verstaan, en met de grote mobiliteit van vandaag zal taal daar alleszins naartoe evolueren. Betekent dit dan dat we helemaal geen standaardtaal nodig hebben? Dat ook weer niet. Net vanwege die onderlinge verstaanbaarheid is een na te streven en officieel vastgelegde norm best wel handig, naast het besef dat niet iedereen die zal, en zelfs hoeft te bereiken, en dat die zelfs niet in elke situatie gewenst is.

Of tussentaal ooit de norm in Vlaanderen zal worden, dat betwijfel ik. Een standaardtaal is ooit ontworpen, geconcipieerd, neergeschreven in een model, en dan pas gepromoot, in een tijdsgeest waarin dit mogelijk was en nuttig leek. Dat is niet de tijdsgeest van vandaag. Ik verwacht dat de tussentaal op termijn zal groeien tot een algemeen geaccepteerde omgangstaal in Vlaanderen, waarbij een aantal regionale accenten en eigenaardigheden het zullen overleven, en dat daarnaast in bepaalde, duidelijk afgegrensde situaties ruimte zal blijven voor een genormeerde standaardtaal, die de ene al beter zal beheersen dan de andere. Ongeacht alle petities en presenterende zangeressen die nog zullen volgen.

Noemen en heten, deel 2

30 vrijdag nov 2012

Posted by WebredMiet in observaties en bedenkingen, taalnormen

≈ 1 reactie

Onder mijn eerste blogverhaal over noemen en heten, kreeg ik een reactie waar ik graag een antwoord op wilde geven. Aangezien ik om de een of andere reden het niet klaarspeel om op mijn eigen blog te reageren, en omdat het toch de moeite loont om er dieper op in te gaan, wijd ik er een nieuwe blog aan. Dit is de reactie (van ‘plaatsman’).

 

(deze blogtekst is verhuisd naar Taalverhalen)

Een symboolkwestie: noemen en heten

26 maandag nov 2012

Posted by WebredMiet in observaties en bedenkingen, taalnormen

≈ 4 reacties

Start een debat rond correct taalgebruik in Vlaanderen, en binnen de kortste keren wordt het verwisselen van noemen en heten vermeld als toch het grote voorbeeld van slecht/foutief taalgebruik, gebrek aan taalkennis en taalverloedering.

(Deze blogtekst is verhuisd naar Taalverhalen)

Een testje

25 zondag nov 2012

Posted by WebredMiet in observaties en bedenkingen, taalnormen, taalregisters

≈ 2 reacties

Afgelopen week heb ik bij wijze van test een enquête losgelaten op facebook. Enfin, enquête, ze bestond eigenlijk uit slechts twee vragen. Ik wilde hiermee een aantal dingen testen, voordat ik mijn echte, GROTE enquête lanceer. Omwille van die testfase heb ik het aantal invullers bewust laag gehouden (108), zodat ik gemakkelijker kan ‘spelen’ met de gegevens. Dat betekent natuurlijk wel dat er geen enkele conclusie uit getrokken kan worden die ook maar enige wetenschappelijke waarde heeft. Toch wil ik graag, voor degenen die de moeite hebben genomen om de enquête in te vullen, wat percentages geven.

– 64% van de invullers waren vrouw, 36% man. Komt het doordat ik zelf een vrouw ben, of door het medium facebook? Geen idee, maar dat moet ik in de gaten houden.
Ook in de categorieën leeftijd en opleiding is er een overwicht aan mensen die ongeveer dezelfde leeftijd en hetzelfde opleidingsniveau hebben als ikzelf (42% van de invullers waren dertigers, 25% veertigers, resp. 38% zijn masters/licentiaten, 39% hoger niet-universitair onderwijs).
– Driekwart van de invullers hebben dan weer geen taalopleiding gehad (wat in verhouding nog relatief weinig is), en meer dan 90 procent is Vlaming. Dat is prima, want het is uiteindelijk de bedoeling dat de perceptie van de Nederlandse taalvarianten door Vlamingen wordt onderzocht.

En dan nu de vragen zelf. Opnieuw, met een steekproef die uit 108 mensen bestaat, vallen hier geen wetenschappelijk onderbouwde conclusies uit te trekken. Toch zijn er enkele interessante zaken komen bovendrijven.
De eerste vraag ging over de meest correcte definitie van standaardtaal. Een nipte meerderheid (51%) koos voor de tweede definitie (‘Een standaardtaal is een taal met strikt vastgelegde regels en normen, maar waar in de praktijk lichte variatie mogelijk is. Mensen die af en toe een beetje van die regels afwijken, ook systematisch, spreken nog steeds standaardtaal.’). Hierop volgt, met 34%, de meest flexibele definitie, waarbij je kan stellen dat de standaardtaal gelijkgesteld wordt met een algemeen gangbare spreektaal (‘Een standaardtaal is een taal die bijna iedereen uit het taalgebied begrijpt. Er zijn normen en regel, maar die moeten eerder als richtlijnen geïnterpreteerd worden dan als absoluut te volgen regels.’). 15% ten slotte koos voor de meest strikte definitie (‘Een standaardtaal is een taal met strikt vastgelegde regels en normen. Mensen die hiertegen fouten maken, spreken geen standaardtaal’). Ik was hierdoor verrast, ik had niet verwacht dat de verdeeldheid hierover zo groot zou zijn, zelfs binnen deze beperkte steekproef. Het loont in ieder geval de moeite deze vraag in de definitieve enquête op te nemen.
In de tweede vraag wilde ik nagaan welke benaming voor de variant (of beter, varianten) tussen de standaardtaal en het dialect (of zelfs regiolect) bruikbaar is voor de rest van mijn onderzoek. Van alle mogelijkheden die ik suggereerde, scoorde ‘tussentaal’ heel goed (42%), gevolgd door Vlaams (29%) en Verkavelingsvlaams (19,6%). Blijkbaar is de term ‘tussentaal’ dus toch al vrij goed doorgedrongen, ten minste in mijn groepje informanten.

De start is genomen. Nu het èchte werk.

Uitspraak

15 donderdag nov 2012

Posted by WebredMiet in observaties en bedenkingen, taalnormen, uitspraak/fonologie

≈ 1 reactie

Gisteren heb ik een discussiegroep op facebook opgestart, over het gesproken Nederlands in Vlaanderen. Die is al stevig uit de startblokken geschoten, en op een gegeven moment stelde een deelneemster de volgende vraag: ‘hoe komt het dat de uitspraak van Vlamingen en Nederlanders zo kan verschillen?’
Wel, een taal bestaat uit verschillende aspecten, die je grosso modo kan verdelen in uitspraak (en intonatie), woordenschat en syntaxis (structuur/grammatica). Voor de verstaanbaarheid speelt de uitspraak hierbij een bijzonder belangrijke, zo niet de hoofdrol. Het valt dus extra op als daar verschillen zijn, nog meer dan bij woordenschat en zeker dan bij grammatica.
Nu, uiteraard verschilt de uitspraak van mensen van streek tot streek, zowel in Vlaanderen als in Nederland, en ook bij andere talen (vergelijk het Engels uit het zuiden van de USA maar eens met dat van het noorden). Maar daarover gaat het hier niet, denk ik. De vraag waarom de uitspraak van het Standaardnederlands in Vlaanderen en Nederland duidelijk uit elkaar aan het groeien is, is een stuk interessanter, omdat die al op het einde van de 19de eeuw genormeerd werd. Er bestaan dus regels voor, en je zou dus kunnen verwachten dat als iedereen zich aan die regels houdt, iedereen ook (ongeveer) dezelfde uitspraak heeft.
Wat is er dan aan de hand?

Ik ben zelf voor het eerst met die vraag geconfronteerd, toen ik als taaldocent Nederlands merkte dat ik de uitspraaktraining uit een Nederlandse lesmethode niet kan gebruiken in Vlaanderen. Niet alleen omdat de gesproken voorbeelden heel noordelijk klinken, maar ook omdat de richtlijnen noordelijk zijn (voorbeeld uit ‘Taaltrainer’: ‘Om een goede ee-klank te maken, moet je de ee uitspreken met een lachende mond. En de ee-klank moet eindigen met een j; dit klinkt als eej‘; in ‘Nu versta ik je’, een Vlaamse lesmethode voor uitspraak, is absoluut geen sprake van die j.) Nu wist ik wel dat die ‘eej’ (en ook ‘oow’ en verstemlozing van g, z, v) vrij normaal is in Nederland, maar niet dat dit dus ook zo aan anderstaligen aangeleerd wordt als de correcte, normale uitspraak. Daarom ben ik verder op zoek gegaan.

Taalkundige Marc Van Oostendorp maakte me attent op het doctoraat van Dick Smakman, die heeft uitgezocht wat de modale Nederlander nu ziet als de standaarduitspraak van het Nederlands. Dit onderzoek maakt een en ander duidelijk. In de eerste plaats dat de standaardisatie van Nederland vooral iets is van de twintigste eeuw (voor de gehele bevolking dan, daarvoor gebruikte een kleine elite al wel een Standaardtaal). De norm werd vooral verspreid via de ‘nieuwe’ media van toen: in de eerste plaats radio, later ook televisie. De uitspraak van de presentatoren gold (en geldt eigenlijk nog steeds) als de na te streven norm. Hij heeft dan fragmenten uit radioprogramma’s tussen de jaren 50 en nu(die op zo’n manier bewerkt waren dat je aan de kwaliteit niet kan horen uit welke periode ze komen) door leken laten beoordelen, en het blijkt duidelijk dat de uitspraak van die presentatoren geëvolueerd is en een aantal meer typische randstedelijke kenmerken vertoont, en – vooral – dat de mensen de huidige uitspraak (eej, oow, de Nederlandse r, stemloze g, v, z) wel als standaardtalig beoordelen. Met andere woorden: de evolutie wordt geaccepteerd omdat ze algemeen is op radio en tv.
Een drietal weken geleden heb ik de kans gehad om een NOS-hoofdredacteur te spreken en ik heb hem gevraagd in hoeverre nieuwe tv-presentatoren bij hun sollicitatie beoordeeld worden. Hij antwoordde dat een mooie, duidelijke stem belangrijk is, en dat meer regionale accenten geen probleem zijn zolang ze de verstaanbaarheid niet in de weg staan. Er zijn dus geen concrete uitspraaknormen waaraan zo’n presentator of nieuwsanker moet voldoen.
In Vlaanderen is de situatie anders. Ook hier gelden nieuwsankers als voorbeeld (blijkt ook uit het doctoraat van Smakman), maar nieuwe mensen die als presentator (of journalist of nieuwsanker) willen werken, moeten eerst een stemtest afleggen waarbij ze onder meer ook beoordeeld worden op de ‘neutraliteit’ van hun uitspraak. De VRT heeft namelijk een taalcharter, waarin duidelijk wordt gesteld dat een neutrale, Belgisch-Nederlandse uitspraak de norm is, omdat de omroep als normbepaler (of beter, -verspreider) wil fungeren: http://www.vrt.be/taal/taalcharter, zie onder ‘Uitspraak’. (bijgewerkt in 2007: http://www.taalmail.net/teksten/charter2007.pdf)
Terwijl men in Nederland dus geleidelijk aan meer regionale variatie toelaat in actualiteits- en duidingsprogramma’s, die zelf door de Nederlanders als norm worden gezien, behoudt in Vlaanderen de VRT, en meer bepaald de nieuwsdienst, heel bewust haar voorbeeldfunctie.

Dit verschil in visie op taalnormering is het eerste belangrijke aspect waarom we uit elkaar groeien. Het tweede, en hierin kan ik korter zijn, is het verminderde onderlinge contact. Tot een stuk in de jaren 80 keken heel veel Vlamingen naar de Nederlandse televisie, omdat die op het vlak van entertainment een stuk beter was dan de Vlaamse. Op dat moment leek de Nederlandse uitspraaknorm ook nog veel meer op de Vlaamse. Met de komst van VTM, en later andere Vlaamse zenders, veranderde het kijkgedrag van de Vlaming grondig. Hij vond zijn entertainment op de commerciële Vlaamse zenders en had geen nood meer aan de Nederlanders. Net op het moment dus dat de uitspraaknorm in Nederland geleidelijk aan soepeler werd, viel het contact dat er via de media was dus voor een groot deel weg, en dat is een tweede belangrijke oorzaak van het uit elkaar groeien van die standaardtalige uitspraak.

Mij lijkt dit een relatief normale evolutie, die niet problematisch hoeft te zijn. Er zijn wel meer standaardtalen die verschillende ‘substandaarden’ hebben. Het Engels, maar ook het Frans, Spaans, Portugees, Duits,… Nergens wordt daar echt een probleem van gemaakt, men is er zich van bewust en dat is het dan. Laat dat voor het Nederlands ook de boodschap zijn.

Nieuwere berichten →

Onderwerpen

  • activiteiten en evenementen (13)
  • anderstaligen (10)
  • BENL – NLNL (6)
  • geschiedenis (16)
  • juridisch (2)
  • namen (4)
  • observaties en bedenkingen (27)
  • recensies (1)
  • spelling (14)
  • taalnormen (17)
  • taalonderwijs (11)
  • taalregisters (10)
  • Taalvariatie (5)
  • uitspraak/fonologie (4)
  • Uncategorized (3)

Meest recente berichten

  • Taaldenker wordt Taalverteller
  • De Taaltelefoon op de helling
  • Studieavond ‘Spelling, hoe speel je dat?’: naar een vernieuw(en)d spellingonderwijs?
  • Wetenschap en popularisering: een realistisch huwelijk?
  • Minder vragen voor de Taaltelefoon?

Archief

  • oktober 2015
  • juni 2015
  • april 2015
  • maart 2015
  • februari 2015
  • januari 2015
  • december 2014
  • november 2014
  • oktober 2014
  • september 2014
  • augustus 2014
  • juli 2014
  • juni 2014
  • mei 2014
  • april 2014
  • maart 2014
  • februari 2014
  • januari 2014
  • november 2013
  • januari 2013
  • december 2012
  • november 2012
  • oktober 2012
  • januari 2012
  • december 2011
  • november 2011

Mijn tags

academisch Nederlands Algemeen Nederlands archief Belgisch Nederlands copywriting dialect Engels gebarentaal materiaalverzameling naamgeving naamsoverdracht nederlands taaldienst taalsector taaltechnologie taaltelefoon taalvariatie vertalen Vlaams Westvlaams

Meta

  • Registreren
  • Inloggen
  • Berichten feed
  • Reacties feed
  • WordPress.com

Geef hier uw mailadres op om deze blog te volgen en bericht te ontvangen bij elke nieuwe post.

Voeg je bij 593 andere abonnees

Twitter Updates

Oeps: Twitter reageert niet. Wacht svp een paar minuten en ververs deze pagina.

Maak een gratis website of blog op WordPress.com.

Privacy en cookies: Deze site maakt gebruik van cookies. Door verder te gaan op deze website, ga je akkoord met het gebruik hiervan.
Voor meer informatie, onder andere over cookiebeheer, bekijk je: Cookiebeleid
  • Volg Volgend
    • Nederlands (en andere talen): hoe, wat, wanneer, waarom
    • Doe mee met 37 andere volgers
    • Heb je al een WordPress.com-account? Nu inloggen.
    • Nederlands (en andere talen): hoe, wat, wanneer, waarom
    • Aanpassen
    • Volg Volgend
    • Aanmelden
    • Inloggen
    • Deze inhoud rapporteren
    • Site in de Reader weergeven
    • Beheer abonnementen
    • Deze balk inklappen