Gisterenavond organiseerden de krant De Standaard, Radio 1 en de K U Leuven het standaardtaaldebat naar aanleiding van het onderzoek dat zij in september hadden gevoerd naar de attitude van taalprofessionals tegenover het ‘Vlaams’ in de Nederlandse standaardtaal. ‘Vlaams’, in de zin van ‘Belgisch Nederlands’. Niet in de zin van ‘tussentaal’ of ‘de verzamelnaam voor de dialecten in de provincies West- en Oost-Vlaanderen.’ Er werd onderzocht in welke mate uitdrukkingen die op deze manier regionaal beperkt in gebruik zijn toch als standaardtaal aanvaard worden door de Vlaamse taalprofessionals. Het resultaat van dit onderzoek was toch vrij verrassend: bijna 60% van de taalprofessionals vond van op zijn minst een groot aantal van de onderzochte woorden en uitdrukkingen dat ze zonder problemen in deze media gebruikt konden worden. Ze werden met andere woorden als voldoende neutraal en dus standaardtalig beschouwd.
Naar aanleiding van het debat selecteerden De Standaard en Radio 1 een aantal zinnen uit deze test en legden ze als zelftest voor aan hun lezers en luisteraars, onder de titel: ‘Hoe Vlaams is uw Nederlands?’ Opnieuw was de kernvraag: kunnen deze woorden volgens u in kranten en in het tv-journaal? Op het moment van het debat hadden al 140.000 mensen deze test gemaakt. Je kan dus op zijn minst stellen dat het debat leeft. En dat bleek ook gisterenavond.
Door tijdsgebrek bleef het debat uiteindelijk beperkt tot een panelgesprek. Er was geen tijd meer voor vragen uit de zaal. De leden van het panel waren Mia Doornaert (journaliste), Siegfried Bracke (voormalig journalist en huidig kamervoorzitter), Dirk Caluwé (hoofd van de Taaltelefoon), Sara Van Hoof (taalwetenschapper) en Marc Reugebrink (Nederlandse auteur die al 15 jaar in België woont). Het debat werd gemodereerd door radiopresentator Jan Hautekiet.
Alles bij elkaar verliep het debat wel geanimeerd, maar het oversteeg uiteindelijk de clichés niet. De aandachtige toehoorder kon op het einde twee conclusies trekken: 1) hoewel de vrees hiervoor leeft, pleit niemand voor het loslaten of afschaffen van een genormeerde Nederlandse standaardtaal en 2) in Nederland is de vraag hoe de standaardtaal in Vlaanderen eruit ziet (of mag zien) helemaal geen issue. Ik verklaar dit even.
Geen taalnorm?
Niemand pleit inderdaad voor het afschaffen van de taalnorm als hij stelt dat woorden en uitdrukkingen die ten zuiden van de rijksgrens gebruikelijk zijn tot de standaardtaal kunnen behoren. Het verschil met enkele decennia geleden ligt in het begrip ‘standaardtaal’ zelf. Waar deze taalnorm lang eenduidig en monocentrisch is geweest (‘de norm ligt in het noorden, met de steden Amsterdam, Rotterdam en Den Haag als kernregio’), wordt steeds beter geaccepteerd dat er binnen deze norm een beperkte variatie mogelijk is. Deze variatie kan te maken hebben met registers (formeel, neutraal, informeel), maar die kan ook geografisch zijn. Met andere woorden: het idee dat een woord vooral of zelfs uitsluitend in België of in Nederland gebruikelijk is, botst niet langer met het begrip standaardtaal. Dat betekent niet automatisch, zoals heel wat mensen toch vrezen, dat ‘de sluizen open staan’ voor alle mogelijke regionale en dialectische verschijnselen. Een belangrijk aspect van standaardtaal is namelijk dat ze door een groot deel van de taalgemeenschap ook aanvaard wordt als neutraal (niet archaïsch of regionaal gekleurd, geen vak- of groepstaal). Dit zijn geen nieuwe criteria. Nieuw is dat het begrip ‘taalgebied’ anders begrepen wordt. Het idee dat Vlaanderen en Nederland samen één groot taalblok vormen, is onrealistisch gebleken. Het Nederlandse taalgebied is ook niet het enige waarbinnen geografische variatie in de standaardtaal aanwezig en (min of meer) aanvaard is. Ook in het Engels, het Frans, het Spaans, het Portugees en het Duits zit die variatie. De acceptatie ervan verschilt wel naargelang het taalgebied. Zo is men in Duitsland bijvoorbeeld een stuk toleranter dan in Frankrijk. Het idee dat het erkennen van geografische variatie gelijk staat met het afzweren van alle taalnormen, met algemene chaos en onverstaanbaar tot gevolg leeft echter nergens zo sterk dan in Vlaanderen, is mijn indruk. In andere taalgebieden wordt er ook wel eens over gediscussieerd en geklaagd dat het met de standaardtaal niet zo best gaat en dat met name jongeren slordig met hun taal omspringen, maar het voert zelden tot zulke verhitte en emotionele discussies in diverse media als de afgelopen dagen in Vlaanderen.
En de Nederlanders dan?
In het panel zat één Nederlander, en die bevestigde gewoon wat altijd het geval is geweest: de doorsnee Nederlander ligt niet wakker van wat Vlamingen met het Nederlands uitspoken of hoe groot het taalgebied uiteindelijk is. Vergis je niet: ook in Nederland wordt er gezeurd over taalverloedering, over ‘hun hebben’, over de om zich heen grijpende verengelsing en over jongeren die toch zo laks zijn en tijdens het chatten elke spellingregel overboord gooien. Maar hoewel de Nederlander welbespraakt en met veel plezier debatteert, is de ‘Vlaamsheid’ (of ‘Nederlandsheid’) van de standaardtaal voor hem absoluut geen issue. Alles kan, zolang we elkaar maar verstaan. En begrijpen.
Nederlanders gaan over het algemeen veel meer ontspannen om met hun moedertaal. Net omdat zij minder problemen hebben met die variatie, en niet in paniek geraken bij het idee dat het Nederlands waarschijnlijk zal desintegreren als we de norm een beetje durven loslaten, hebben zij meer ruimte voor oprecht taalplezier. Spelen met taal, blogs en boeken met toffe taalfeitjes, uitspraken verzamelen als ‘taal is zeg maar echt mijn ding’ en daar een show rond maken zonder er neerbuigend of ophemelend over te doen, een spelprogramma, een groot aantal nichewoordenboekjes, een wekelijks radioprogramma zonder het ook maar één moment over De Norm te hebben, het kan en het gebeurt allemaal gewoon. En natuurlijk komen er opmerkingen en zijn er mensen die elke fout in de krant opmerken en tweeten of denigrerende opmerkingen plaatsen bij een Taalvoutje. Maar het wordt nooit, zoals in Vlaanderen, de kern van een debat dat in het hele land wordt gevolgd. Er blijft genoeg ruimte om taal gewoon leuk te vinden, en ermee te spelen zonder op je woorden te moeten letten.
Wat nu?
De toekomst voorspellen is altijd een riskante onderneming. Ik volg de discussie over de standaardtaal in België al heel wat jaren, en ik heb sterk de indruk dat steeds minder mensen een probleem hebben met de aanwezigheid van woorden en uitdrukkingen die eerder in het zuiden van het taalgebied gebruikelijk zijn. Over het algemeen geldt dat de tolerantie groter is bij jongere taalgebruikers dan bij oudere, wat ook normaal is. Maar ik merk ook bij de oudere generatie meer en meer barstjes in het Groot-Nederlandse schild. Dat de uitspraak van de standaardtaal in Vlaanderen sterk verschilt van die in Nederland is al lang geen reden meer tot discussie. Dat is een feit, en iedereen vindt dat prima. De drempel voor het lexicon is nog niet genomen, maar ook daar worden de eerste barstjes zichtbaar. Mia Doornaert, de felste verdedigster van de groot-Nederlandse taalnorm, liet zich gisteren op een gegeven moment ontvallen dat ook zij geen probleem heeft met een woord als ‘zetel’ in het standaard Nederlands. Enkele Vlaamse woordjes kunnen volgens haar wel. Toen ze dat zei, glimlachte ik even.
Pingback: Leerkrachten zijn wel degelijk taalprofessionals, maar ze zijn ook zoveel méér | Steven Delarue
Pingback: een Vlaamse witte vlag op ‘een zwarte dag voor het Nederlands’ @jdeceulaer @hautekiet #vlaamser | The Sausage Machine
Op deze blog heb ik als Nederlander eerder geschreven dat Vlaanderen een ander land is met een andere cultuur en dus ook met een wat andere taalnorm dan het Standaardnederlands. Hollanders hebben daar geen enkel probleem mee. Maar kennelijk bestaat er in Vlaanderen nog steeds een (elitaire, intellectuele?) minderheid die voor de Nederlandse standaardtaal is. Dat is bijvoorbeeld ook af te leiden aan de Taalmails van Ruud Hendrickx, de taaladviseur van de VRT en de hoofdredacteur van de Vlaamse afdeling van de Van Dale. Al is ook hij de laatste jaren minder puristisch geworden en accepteert hij zeker ook specifiek Vlaams woordgebruik.
Toch blijft er een groot verschil in opvatting en praktisering van de standaardtaal in Vlaanderen ten opzichte van Nederland. De variatie is in Vlaanderen veel groter en ik durf te stellen dat bijvoorbeeld de Nederlandse grammatica en het woordgebruik in Nederland veel homogener en veel meer gestandaardiseerd is, van Noord tot Zuid en van oud tot jong. Variatie in uitspraak en accent bestaan wel en is volkomen geaccepteerd.
Op Neder-L wordt nu ook een discussie gevoerd over de Vlaamse tendensen om meer op te komen voor het Vlaams, voor zover je van Vlaams kan spreken, en dat Vlamingen zich hoe dan ook meer afzetten tegen de Nederlandse norm. Ik heb gereageerd en noemde als twee oorzaken; het sterker opgekomen nationalisme van Vlamingen en de komst van de commerciële zenders op tv en radio in 1989. Daar was gelijk meer ruimte voor het Vlaams dan de staatstelevisie die het Nederlands nog zuiver probeerde te houden. Ik meen te weten dat tot dat jaar Vlamingen veel naar de Nederlandse tv keken en daarna niet meer.
Tot slot. Ik heb die test van de Standaard ook gedaan en ik had een score van 0%, dat wil zeggen dat ik alle niet Nederlandse constructies er gelijk uithaalde. Ik herkende gelijk de ‘fouten’, maar dat wil niet zeggen dat ik tegen die Vlaamse variatie ben. Want oordelen over deze kwestie is dan zeker niet aan dun Ollanders, voor zover ze al interesse hebben, maar aan de Vlamingen zelf. En ik denk dat ook veel Nederlanders die test hebben gedaan.
Ik wens u allen veel succes in deze discours al denk ik dat taal zich hoe dan ook niet van bovenaf of door de politiek laat standaardiseren, dat gaat vanzelf, of het gebeurt niet.
http://nederl.blogspot.nl/2014/11/ben-ik-eigenlijk-wel-vlaams-genoeg.html
Het is pas sinds tien jaar dat de Taalunie (en in het kielzog de VRT) voorzichtig toleranter is tegenover deze geografische variatie in de standaardtaal, na decennia van taal’opvoeding’ in Vlaanderen. Het is normaal dat dat in zo’n korte periode niet meteen uitgewist wordt. Ik vind het ook vrij normaal dat mensen die in hun jeugd hard gewerkt en gedrild hebben om die norm te bereiken, en die ook bereikt hebben, nu moeite hebben met het idee dat wat minder strikt ook ok is. En er zit inderdaad ook een elitair-intellectueel kantje aan, waarschijnlijk net omdat het AN altijd als conditio sine qua non is voorgesteld om tot die elite te kunnen behoren. Het was A*B*N.
Dat Nederlanders er over het algemeen niet van wakker liggen, klopt zeker. Maar het klopt ook dat in de uitgeverij- en de vertaalwereld Vlamingen nog steeds, zij het mild, op de vingers worden getikt als hun taalgebruik ‘te Belgisch’ is naar de normen van de Nederlandse redacteurs, terwijl het in de omgekeerde richting bijna nooit een probleem is dat een Nederlands boek te ‘Nederlands’ zou zijn voor de Vlaamse markt. Nochtans zijn er ook een pak typisch Noord-Nederlandse uitdrukkingen die de Vlaming er zo uitpikt. Er zijn ook nog steeds heel wat Nederlanders die geloven dat ‘Vlaams’ een dialect is, net zoals Gronings en Limburgs (wat ook koepeltermen zijn overigens). Dus ook in het noorden is het nog niet algemeen aanvaard (of geweten) dat er gewoon regionale variatie is in die standaardtaal. Nog niet. Ik heb er alle vertrouwen in dat dat gewoon een kwestie van tijd is.