De verdeling tussen ou en au is er puur op basis van etymologie, want in het moderne Nederlands hoor je geen verschil. In de dialecten vaak wel, en dat heeft zo zijn redenen. Dialecten worden niet voor niets de ‘schatkamer van de taal’ genoemd. Ze bevatten vaak relicten van het Nederlands, oudere stadia die het niet tot de standaardtaal gebracht hebben. We zullen dat nog vaker zien bij andere voorbeelden.
Woorden die we nu in het Nederlands met een ‘au’ spellen, hebben die tweeklank altijd gehad, zelfs al van voor het Oud-Nederlands. ‘Blauw’, ‘paus’, ‘pauw’, het is altijd ‘au’, ‘aë’, ‘ao’ of iets dergelijks geweest. Ik moet het nog eens opzoeken, maar in de meeste van de huidige dialecten zal dit nog steeds een aa(ë)-achtige klank zijn.

De ‘ou’ daarentegen heeft verschillende mogelijke oorsprongen, en geen daarvan was een tweeklank. De bekendste, meest opvallende is de oorspronkelijke ol/al. Deze klankclusters zijn in het Nederlands een tweeklank geworden, maar we vinden ze wel nog terug in het Duits en Engels (Holz, alt, salz, to hold, cold, salt), èn in het oosten van Limburg. Het bekende Goederenregister van Oudenbiezen (het oudste goederenregister in het Middelnederlands, 1280-1344) is afkomstig uit een plaats die nu nog steeds ALdenbiezen heet. Ook in plaatsnamen zie je het nog hier en daar. Zo heb je in Belgisch Limburg de (historisch oudere) naam Spalbeek, en duikt diezelfde naam in Nederlands Limburg op als Spaubeek.

Een tweede ontwikkeling die tot de ‘ou’-spelling heeft geleid is de oorspronkelijke, Oudnederlandse lange u of euw-klank, die in het Middelnederlands naar een ‘ou’ klank ontwikkelen. (van het oudsaksische ‘breuwan’ naar het Middelnederlandse ‘brouwen’) Ook dat zal wel nog hoorbaar zijn in diverse dialecten, dat zal ik nog uitzoeken.

Conclusie: ‘au’ wijst in de meeste gevallen op een klank die altijd een tweeklank is geweest, ‘ou’ op een klank die oorspronkelijk iets anders was.

Bronnen:
-Historische fonologie van het Nederlands, J. Van Loon, 1997 (derde druk)
-Etymologisch Woordenboek, J. de Vries & F. de Tollenaere, 1983